ECLI:NL:HR:2019:1725

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
19/00494
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en beëindiging huurovereenkomst bedrijfsruimte met belangenafweging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de beëindiging van een huurovereenkomst met betrekking tot bedrijfsruimte. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. N.C. van Steijn, hebben cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Den Haag van 20 maart 2018 en 20 november 2018. De verhuurder, Unibail-Rodamco Nederland Winkels B.V., vertegenwoordigd door de advocaten mr. B.T.M. van der Wiel en mr. P.A. Fruytier, heeft een verweerschrift ingediend. De zaak betreft onder andere de vraag of er een nieuwe huurovereenkomst is gesloten waardoor de termijnen voor huurbescherming opnieuw zijn gaan lopen, en de tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten zoals bedoeld in artikel 7:297 BW.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat Unibail een bedrag van € 3.300,-- aan de eisers heeft voldaan voor de kosten van de alarminstallatie, en dat de eisers geen belang hebben bij vernietiging van het eindarrest van het hof. De Hoge Raad heeft vervolgens een nieuwe datum vastgesteld waarop de huurovereenkomst zal eindigen, namelijk 1 januari 2020, en de eisers veroordeeld om de gehuurde ruimte uiterlijk op deze datum te ontruimen. Tevens zijn de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van Unibail begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/00494
Datum8 november 2019
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiseres 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
tegen
UNIBAIL-RODAMCO NEDERLAND WINKELS B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer, gemeente Haarlemmermeer,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Unibail,
advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. P.A. Fruytier.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 5129425 RL EXP 16-16218 van de kantonrechter te Den Haag van 14 maart 2017;
b. de arresten in de zaak 200.213.703/01 van het gerechtshof Den Haag van 25 april 2017, 25 juli 2017, 20 maart 2018 en 20 november 2018.
[eisers] hebben tegen de arresten van het hof van 20 maart 2018 en 20 november 2018 beroep in cassatie ingesteld. Unibail heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep (ingeval het uitgangspunt in de conclusie onder 2.33 juist is), en het vaststellen van een nieuwe datum en een nieuw tijdstip als in de conclusie onder 2.36 vermeld.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
De Hoge Raad heeft kennis genomen van de brief van mr. N.C. van Steijn van 23 september 2019.

2.Uitgangspunten en feiten

Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om beëindiging van een huurovereenkomst met betrekking tot bedrijfsruimte. Unibail heeft als verhuurster een daartoe strekkende vordering ingesteld jegens [eisers] In cassatie is onder meer aan de orde de door het hof aan [eisers] toegekende tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in art. 7:297 lid 1 BW.

3.Beoordeling van het middel

3.1.1
Onderdeel 7 van het middel klaagt, samengevat, dat het hof bij de behandeling van de verhuis- en inrichtingskosten niet is ingegaan op de post met betrekking tot de alarminstallatie.
3.1.2
Unibail heeft zich wat betreft onderdeel 7 gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
3.1.3
De kantonrechter heeft ter zake van de kosten van de alarminstallatie een bedrag van
€ 1.500,-- toegewezen. Het hof had, gelet op de door het hof in rov. 22 en 23 van zijn eindarrest gekozen uitgangspunten, voor de kosten van de alarminstallatie een bedrag van € 4.800,-- moeten toewijzen, derhalve € 3.300,-- meer dan het door de kantonrechter toegewezen bedrag (zie voor de berekening de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.31 en 2.32).
3.1.4
Tussen partijen staat vast dat Unibail het bedrag van € 3.300,-- inmiddels aan [eisers] heeft voldaan. Blijkens de gedingstukken heeft Unibail op 14 februari 2019 een bedrag van € 300,-- betaald en op 8 mei 2019 het resterende bedrag van € 3.000,--. Dit brengt mee dat onderdeel 7 weliswaar terecht is voorgesteld, maar dat [eisers] – mede gelet op hetgeen hierna in 3.2 wordt overwogen – geen belang hebben bij vernietiging van het eindarrest van het hof.
3.2
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3
Nu de datum waarop het hof het einde van de huurovereenkomst heeft bepaald is verstreken, zal de Hoge Raad een nieuwe datum bepalen.
3.4
[eisers] zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Daarbij is in aanmerking genomen dat Unibail zich wat betreft onderdeel 7 heeft gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- bepaalt als datum waarop de huurovereenkomst tussen Unibail en [eisers] zal eindigen 1 januari 2020;
- veroordeelt [eisers] om uiterlijk 1 januari 2020 te 0.00 uur de gehuurde ruimte aan de [vestigingsplaats], in winkelcentrum Leidsenhage, te verlaten en te ontruimen met al het hare en de haren, (onder)huurders of gebruikers inbegrepen, en leeg en ontruimd en in goede staat en behoorlijk schoongemaakt en onder afgifte van de sleutels aan Unibail ter beschikking te stellen;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Unibail begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
8 november 2019.