In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de beëindiging van een huurovereenkomst met betrekking tot bedrijfsruimte. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. N.C. van Steijn, hebben cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Den Haag van 20 maart 2018 en 20 november 2018. De verhuurder, Unibail-Rodamco Nederland Winkels B.V., vertegenwoordigd door de advocaten mr. B.T.M. van der Wiel en mr. P.A. Fruytier, heeft een verweerschrift ingediend. De zaak betreft onder andere de vraag of er een nieuwe huurovereenkomst is gesloten waardoor de termijnen voor huurbescherming opnieuw zijn gaan lopen, en de tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten zoals bedoeld in artikel 7:297 BW.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat Unibail een bedrag van € 3.300,-- aan de eisers heeft voldaan voor de kosten van de alarminstallatie, en dat de eisers geen belang hebben bij vernietiging van het eindarrest van het hof. De Hoge Raad heeft vervolgens een nieuwe datum vastgesteld waarop de huurovereenkomst zal eindigen, namelijk 1 januari 2020, en de eisers veroordeeld om de gehuurde ruimte uiterlijk op deze datum te ontruimen. Tevens zijn de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van Unibail begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.