ECLI:NL:HR:2019:1714
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake omzetbelasting door belanghebbende
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 januari 2018, nr. 17/00260. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. ARN 16/2465) betreffende het door belanghebbende op aangifte voldane bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015. De Hoge Raad heeft op 8 november 2019 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, genummerd 18/00998.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend tegen het beroep in cassatie. De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 31 oktober 2018 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2018:1518). De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.