ECLI:NL:HR:2019:1683
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over rioolheffing gemeente Sliedrecht
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 september 2018, nr. BK-17/00897. Dit hoger beroep was ingediend door de directeur van de Gemeentebelastingen Drechtsteden tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/403) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2015 door de gemeente Sliedrecht. De Hoge Raad heeft de zaak op 8 november 2019 behandeld en de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, zijn beoordeeld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad geen aanleiding zag om verder in te gaan op de argumenten van belanghebbende.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in de beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.