Uitspraak
gevestigd te Den Haag,
gevestigd te Den Haag,
gevestigd te Tilburg,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt HVP c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de
25 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door HVP c.s. tegen de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, hierna CZ. HVP c.s. bestond uit Stichting HVP Zorg en H.V.P. Zorg B.V., beide gevestigd te Den Haag. De zaak betreft een geschil over een aanbestedingsprocedure in de zorgsector, waarbij HVP c.s. aanvoerde dat er bij de inschrijving een vergissing was gemaakt door een verkeerde rechtspersoon als inschrijver te vermelden. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof bevestigd en geoordeeld dat de klachten van HVP c.s. niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 RO. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van HVP c.s., die zijn veroordeeld in de proceskosten van CZ, begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.