ECLI:NL:HR:2019:1629
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake belastingkwesties
In deze zaak heeft belanghebbende, een persoon woonachtig te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 april 2019. Deze uitspraak betrof een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 21 november 2018. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep door een verweerschrift in te dienen.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2019 door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.