Uitspraak
1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur Generaal – het beroep in cassatie niet ontvankelijk verklaren.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2018. Het Gerechtshof had eerder een uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Limburg, die een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Venlo had opgelegd aan de belanghebbende. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de belanghebbende klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.