Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de moeder, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De moeder was in deze procedure de verzoekster en werd bijgestaan door haar advocaat, mr. C. Reijntjes-Wendenburg. De tegenpartij, de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Duijvendijk-Brand, heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2019 het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.