In deze zaak heeft [eiseres] B.V. cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 3 april 2018 is gewezen. De zaak betreft een koopovereenkomst waarbij de vraag aan de orde is of er sprake is van non-conformiteit en of de klachtplicht, zoals vastgelegd in artikel 6:89 en 7:23 van het Burgerlijk Wetboek, is nageleefd. De Hoge Raad heeft de zaak op 18 oktober 2019 behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.