ECLI:NL:HR:2019:1605

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
19/03408
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] LTD tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 24 mei 2019. De Rechtbank had eerder een verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van 7 maart 2019 behandeld. De Hoge Raad beoordeelde de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie en constateerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), eindigde op 17 juli 2019. Het beroepschrift was echter pas op 19 juli 2019 ontvangen door de griffie van de Hoge Raad, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende eerder de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar belanghebbende had hier niet tijdig op gereageerd. De Hoge Raad besloot daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03408
Datum18 oktober 2019
ARREST
in de zaak van
[X] LTD te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 24 mei 2019, nrs. SGR 18/7319, SGR 18/7321 en SGR 18/7322 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 7 maart 2019.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Rechtbank heeft op de uitspraak van het Rechtbank aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 5 juni 2019.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 19 juli 2019 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 17 juli 2019. Het is ook niet tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 20 augustus 2019 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Die termijn eindigde op 17 september 2019. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruikgemaakt. De op 19 september 2019 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2019.