ECLI:NL:HR:2019:1599

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
18/04057
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak belastingrecht inzake belasting van personenauto’s en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] V.O.F. tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De zaak betreft een geschil over een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 augustus 2018, waartegen het cassatieberoep was ingesteld, had betrekking op een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland.

Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar zowel de Staatssecretaris als de Minister van Justitie en Veiligheid hebben verweerschriften ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende en een conclusie van dupliek door de Minister van Justitie en Veiligheid, heeft de Hoge Raad de middelen beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/04057
Datum18 oktober 2019
ARREST
in de zaak van
[X] V.O.F. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, en
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 augustus 2018, nr. 17/00581, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/3370) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Zowel de Staatssecretaris als de Minister van Justitie en Veiligheid heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2019.