ECLI:NL:HR:2019:1598
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] V.O.F. tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De zaak betreft een geschil over een door belanghebbende voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen, dat eerder door de Rechtbank Gelderland was behandeld. De Rechtbank had in eerste aanleg uitspraak gedaan in deze belastingkwestie, waarna belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het Gerechtshof deed op 21 augustus 2018 uitspraak, waartegen belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
In de cassatieprocedure heeft belanghebbende verschillende middelen voorgesteld. Zowel de Staatssecretaris als de Minister van Justitie en Veiligheid hebben verweerschriften ingediend. Belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek, waarop de Minister van Justitie en Veiligheid weer heeft gereageerd met een conclusie van dupliek. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in stand blijft.