ECLI:NL:HR:2019:1571
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 juni 2019, waarin belanghebbende in hoger beroep ging tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag. De Hoge Raad constateerde dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend, aangezien het op 8 augustus 2019 was ontvangen, terwijl de termijn van zes weken, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), op 6 augustus 2019 eindigde. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende de gelegenheid gegeven om aan te tonen dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post was bezorgd, maar de door belanghebbende aangevoerde redenen werden niet als voldoende beschouwd. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.