ECLI:NL:HR:2019:157

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
18/03723
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van 17 juli 2018, waarin een aanslag inkomstenbelasting en een beschikking inzake belastingrente voor het jaar 2014 aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad heeft zich in deze procedure geconcentreerd op de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.

De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 3 oktober 2018 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Aangezien het griffierecht niet binnen deze termijn was voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 6 november 2018 de gelegenheid geboden om te verklaren waarom de betaling niet tijdig had plaatsgevonden. De door belanghebbende aangevoerde redenen werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om het verzuim te rechtvaardigen.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Tevens is bepaald dat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 126 door de griffier aan haar zal worden teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in cassatieprocedures.

Uitspraak

1 februari 2019
Nr. 18/03723
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 17 juli 2018, nr. BK-17/00963, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 3 oktober 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 6 november 2018, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 24 november 2018 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41,
lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2019.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 126 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.