Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Procesverloop
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
11 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het cassatieberoep was ingesteld tegen het arrest van 2 april 2019, dat voortvloeide uit een eerder vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 6 december 2016. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het cassatieberoep niet op de voorgeschreven wijze was ingesteld, zoals vereist in artikel 30c lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De procesinleiding was niet langs elektronische weg ingediend, wat een vereiste is voor de ontvankelijkheid van het beroep. Daarnaast voldeed de procesinleiding niet aan de eisen van artikel 407 lid 3 Rv, omdat er geen advocaat bij de Hoge Raad was aangewezen die [eiser] in het geding in cassatie zou vertegenwoordigen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat deze verzuimen hersteld hadden kunnen worden door de procesinleiding opnieuw in te dienen met inachtneming van de vereisten. Echter, [eiser] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit leidde tot de conclusie dat [eiser] niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft derhalve het cassatieberoep van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.