Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
V: Wat gebeurde er gisteravond (het hof begrijpt: zaterdag 20 juni 2015)?
A: Nou, [benadeelde] liep weer langs mijn honden, waarop ik hem aansprak. Hier ontstond een woordenwisseling tussen [benadeelde] en mij.
V : wat is er allemaal gezegd?
A: Ik kreeg een grote mond terug. Ik had een paar biertjes op dus weet het niet helemaal meer. Ik heb ook op hem gescholden, maar ik weet niet meer wat ik heb gezegd.
V: Hoe reageerde [benadeelde] hier op?
A: Ik heb een staaf gepakt en heb hiermee op zijn voorruit geslagen. Volgens mij is deze voorruit kapot. Eigenlijk wilde ik hem laten schrikken.
A: De auto is niet van hem maar van zijn vader, dus dat was niet de bedoeling. Maar [benadeelde] lokt het uit door iedere maal weer langs mijn honden te lopen.
Ter zitting van het hof hebben zowel de advocaat-generaal als de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde nu verdachte handelde uit noodweer. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het navolgende.
Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als "verdediging", maar - naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Gedragingen van de verdachte die aan de wederrechtelijke aanranding door het latere slachtoffer zijn voorafgegaan, kunnen in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer of noodweerexces - op de grond “culpa in causa” -, maar slechts onder bijzondere omstandigheden. Van zulke bijzondere omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de verdachte de aanval heeft uitgelokt door provocatie van het latere slachtoffer en hij aldus uit was op een confrontatie, of wanneer hij willens en wetens de confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht en een gewelddadige reactie van het slachtoffer heeft uitgelokt. De enkele omstandigheid dat een verdachte zich willens en wetens in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het latere slachtoffer te verwachten viel of dat een verdachte zich in verband met een mogelijke aanval van het slachtoffer als voorzorgsmaatregel van een illegaal vuurwapen had voorzien, is daartoe evenwel onvoldoende. (Vgl. HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456.)
3.Beslissing
8 oktober 2019.