Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
8 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 22 december 2017 werd gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1983, die werd beschuldigd van opzetheling van twee laptops, diefstal met valse sleutels en het voorhanden hebben van pepperspray. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat J. Michels uit Oldenzaal, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de bewijsvoering in zaken van opzetheling en diefstal met valse sleutels verduidelijkt. De uitspraak bevestigt dat de Hoge Raad niet altijd verplicht is om in te gaan op de middelen van cassatie als deze niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling.