Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
8 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij verstek is verleend tegen een niet verschenen verdachte in een strafzaak betreffende een snelheidsovertreding. De Hoge Raad heeft op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, met nummer 18/00522. De verdachte, geboren in 1990, had een beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof om verstek te verlenen, nadat de appeldagvaarding in persoon was uitgereikt. De verdachte had echter uit de oproeping voor een nadere behandeling van haar zaak kunnen afleiden dat de inhoudelijke behandeling pas op een later tijdstip zou plaatsvinden, waardoor haar aanwezigheid niet noodzakelijk was. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte verstek had verleend, omdat niet was vastgesteld of het Hof zijn onderzoeksverplichting was nagekomen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug voor een nieuwe behandeling.