ECLI:NL:HR:2019:1517
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrekbaarheid van kosten voor zelfgekweekte cannabis als specifieke zorgkosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de aftrekbaarheid van kosten voor zelfgekweekte cannabis door een belanghebbende die lijdt aan de ziekte van Crohn. De belanghebbende had in haar aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2012 en 2013 kosten van zelfkweek van cannabis en de aankoop van cannabis en cannabisolie opgevoerd als specifieke zorgkosten. De Inspecteur had deze aftrekken niet geaccepteerd, wat leidde tot hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam. Het Hof oordeelde dat de zelfgekweekte cannabis niet was verstrekt zoals vereist door de Wet IB 2001, en dat de kosten van de aankoop van cannabis en cannabisolie niet aftrekbaar waren omdat deze niet op voorschrift van een arts waren verstrekt.
De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te stellen dat de zelfgekweekte cannabis niet als farmaceutisch hulpmiddel kan worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de cannabis weliswaar op voorschrift van een arts is gekweekt, en dat de kosten daarom in aanmerking moeten worden genomen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor nader onderzoek naar de hoogte van de aftrekbare zorgkosten en het belastbare inkomen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de specifieke zorgkosten in het licht van de wetgeving en de medische noodzaak te beoordelen, en bevestigt dat kosten voor zelfgekweekte cannabis onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar kunnen zijn. De Staatssecretaris van Financiën is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.