ECLI:NL:HR:2019:1467

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
17/05695
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bedreiging en verleiding in ontuchtzaak met minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 21 november 2017. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van bedreiging en verleiding in het kader van ontucht met een minderjarige caissière. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat D.J.G.J. Cornelissen. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad beoordeelde twee belangrijke middelen van cassatie. Ten eerste werd de bewijsklacht inzake bedreiging behandeld. De vraag was of de uitlatingen en gedragingen van de verdachte bij de aangeefster in redelijkheid vrees konden doen ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. Ten tweede werd de bewijsklacht inzake verleiding besproken. Hierbij werd de vraag gesteld of de bewijsvoering kon aantonen dat de verdachte, door misbruik te maken van zijn feitelijke overwicht, de aangeefster opzettelijk had bewogen tot het dulden of plegen van ontuchtige handelingen.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/05695
Datum1 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 21 november 2017, nummer 23/001032-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.J.G.J. Cornelissen, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 oktober 2019.