ECLI:NL:HR:2019:1418

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
18/03860
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval met eendaadse samenloop van gekwalificeerde dood door schuld en rijden onder invloed

In deze zaak gaat het om een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond in Aarle-Rixtel. De verdachte, geboren in 1970, reed onder invloed van alcohol en het slaapmiddel lorazepam. Tijdens het rijden op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer botste hij tegen twee andere voertuigen, wat resulteerde in de dood van de bestuurder van een van die voertuigen. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte, die zich verzet tegen de eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdediging heeft verschillende middelen van cassatie ingediend, waaronder bewijsklachten over de invloed van alcohol en medicatie op de rijvaardigheid van de verdachte. Ook werd er geklaagd over het gebruik van een passage uit de verklaring van een politieambtenaar, die de verdachte als 'notoire alcoholist' en 'harddrugsgebruiker' bestempelde. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat ze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Daarnaast wordt er een derde middel besproken dat betrekking heeft op de redelijke termijn van de cassatieprocedure. De Hoge Raad concludeert dat, hoewel de inzendtermijn is overschreden, de zaak binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep is afgedaan, waardoor er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03860
Datum24 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 juni 2018, nummer 20/003732-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2
Nu de Hoge Raad de zaak binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep afdoet, waardoor de overschrijding van de inzendtermijn in voldoende mate wordt gecompenseerd, kan - wat betreft de totale duur van de behandeling in cassatie - niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM.
3.3
Het middel faalt derhalve.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 september 2019.