ECLI:NL:HR:2019:141

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
18/04611
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over machtiging tot voortzetting inbewaringstelling op basis van alcoholverslaving

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene op basis van alcoholverslaving. De zaak is aanhangig gemaakt door de betrokkene, die in cassatie ging tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 16 augustus 2018. De rechtbank had eerder een machtiging verleend op grond van de Wet Bopz, waarbij de vraag centraal stond of voldaan was aan de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf in een eerdere uitspraak van 23 september 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AU0372).

De advocaat van de betrokkene, mr. G.E.M. Later, heeft het cassatierekest ingediend, maar de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en dat daarom geen nadere motivering vereist was.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de betrokkene verworpen, waarmee de eerdere beschikking van de rechtbank in stand bleef. Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van de Wet Bopz en de voorwaarden waaronder een inbewaringstelling kan worden voortgezet, vooral in gevallen van alcoholverslaving.

Uitspraak

1 februari 2019
Eerste Kamer
18/04611
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET ARRONDISSEMENTSPARKET NOORD-HOLLAND,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/15/277747/FA RK 18-4576 van de rechtbank Noord-Holland van 16 augustus 2018.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
1 februari 2019.