ECLI:NL:HR:2019:1394
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 december 2018, waarin naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en boeteschikkingen aan belanghebbende waren opgelegd voor de jaren 2007 tot en met 2010. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij de griffier van de Hoge Raad belanghebbende had gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Ondanks een aangetekende brief van 27 februari 2019, waarin een termijn van vier weken was gesteld voor de betaling, is het griffierecht niet voldaan. De griffier heeft belanghebbende vervolgens op 2 april 2019 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 29 april 2019 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.