ECLI:NL:HR:2019:1386
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2019 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [A] te [Q], Duitsland, tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank van 29 april 2019, nr. SGR 18/5568 V, die betrekking had op een verzet tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd aan [X] GmbH door de gemeente Den Haag.
De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De indiener van het beroep had geen domicilieadres in Nederland gekozen, wat een vereiste is voor de ontvankelijkheid. De griffier van de Hoge Raad had de indiener op 19 juni 2019 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier op 18 juli 2019 de indiener nogmaals in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de betaling niet tijdig had plaatsgevonden. Deze gelegenheid is echter niet benut door de indiener.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 20 september 2019.