ECLI:NL:HR:2019:1386

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
19/02438
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2019 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [A] te [Q], Duitsland, tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank van 29 april 2019, nr. SGR 18/5568 V, die betrekking had op een verzet tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd aan [X] GmbH door de gemeente Den Haag.

De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De indiener van het beroep had geen domicilieadres in Nederland gekozen, wat een vereiste is voor de ontvankelijkheid. De griffier van de Hoge Raad had de indiener op 19 juni 2019 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier op 18 juli 2019 de indiener nogmaals in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de betaling niet tijdig had plaatsgevonden. Deze gelegenheid is echter niet benut door de indiener.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 20 september 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/02438
Datum20 september 2019
ARREST
op het door [A] te [Q] , Duitsland ingesteld beroep in cassatie
tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 29 april 2019, nr. SGR 18/5568 V, op het verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank van 25 oktober 2018 betreffende een aan [X] GmbH opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Den Haag.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De indiener van het beroep in cassatie heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 19 juni 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 18 juli 2019, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Van deze gelegenheid is geen gebruikgemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2019.