ECLI:NL:HR:2019:1364

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
18/00012
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over valsheid in geschrift en bewijsvoering in economische strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, Economische Kamer, van 4 december 2017. De verdachte, gevestigd te Dordrecht, was aangeklaagd voor het zonder vergunning uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen, specifiek het afgeven van valse begeleidingsbrieven aan schippers van motortankschepen, wat valt onder valsheid in geschrift volgens artikel 225.2 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging stelde dat het bewezenverklaarde opzet ontoereikend was gemotiveerd. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissingen inzake het onder 9 ten laste gelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden die de verdachte aanvoerde, niet voldoende waren om te concluderen dat hij opzettelijk gebruik had gemaakt van vals geschrift. De Hoge Raad volgde de gronden van de Advocaat-Generaal en oordeelde dat de bewezenverklaring van het opzet niet voldoende was gemotiveerd. Dit leidde tot een partiële vernietiging van de uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de relevante onderdelen. De overige middelen werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral in economische delicten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00012
Datum8 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, Economische Kamer, van 4 december 2017, nummer 22/001767-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
gevestigd te Dordrecht,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en I.N. Weski, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissingen inzake het onder 9 ten laste gelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadslieden hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het derde middel

2.1
Het middel richt zich onder meer tegen de bewezenverklaring van het onder 9 tenlastegelegde met de klacht dat het bewezenverklaarde opzet ontoereikend is gemotiveerd.
2.2
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 50 en 60 tot en met 67 is het middel terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel voor het overige

De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van de overige middelen

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeven de overige middelen geen bespreking.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 9 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, Economische Kamer, opdat de zaak ten aanzien daarvan op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2019.