ECLI:NL:HR:2019:1355

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
18/03024
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep in valsheid in geschrift zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 juni 2003. De verdachte had op 14 mei 2018 cassatieberoep ingesteld tegen een eerder gewezen 'extract-arrest'. Uit de stukken bleek dat de signalering van de verdachte op 26 april 2007 was afgehandeld, en dat de verstekmededeling op 26 oktober 2007 in persoon aan de verdachte was uitgereikt. De raadsman van de verdachte had op 13 oktober 2008 een gratieverzoek ingediend, maar het cassatieberoep was niet tijdig ingesteld volgens de wettelijke vereisten.

De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het beroep, omdat het beroep niet binnen de vereiste termijn van veertien dagen na de betekening van de uitspraak was ingesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, en de Hoge Raad volgde dit advies. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van cassatieberoepen en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen.

De uitspraak werd gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03024
Datum17 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 juni 2003, nummer 23/003278-01, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de verdachte in het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Blijkens de stukken is het beroep in cassatie ingesteld op 15 mei 2018, zodat de verdachte - nu hem in ieder geval op de voet van art. 366 in verbinding met art. 415 Sv op 26 oktober 2007 in persoon de mededeling van de uitspraak van het Hof is betekend en het beroep niet binnen veertien dagen na betekening van deze mededeling is ingesteld - in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 september 2019.