ECLI:NL:HR:2019:1332
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 4 oktober 2018, waarin het verzet van belanghebbende tegen eerdere uitspraken over aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet werd behandeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht, maar heeft niet voldaan aan de vereisten die de griffier van de Hoge Raad hem had gesteld. De griffier had belanghebbende meerdere keren gewezen op de noodzaak van tijdige betaling van het griffierecht en had hem de gelegenheid gegeven om zijn betalingsonmacht te onderbouwen. Aangezien belanghebbende niet tijdig het griffierecht had betaald, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.