ECLI:NL:HR:2019:1326
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake kosten van vervolging door invorderingsambtenaar
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2019, met nummer BK-17/00721. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/5787) die betrekking had op kosten die door de invorderingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling aan belanghebbende in rekening waren gebracht. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is op 13 september 2019 in het openbaar uitgesproken.