ECLI:NL:HR:2019:1325

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
19/01219
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over verzoek om kwijtschelding waterschapsbelastingen

In deze zaak heeft belanghebbende, een persoon woonachtig te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2019, met nummer BK-17/00720. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/5034) waarin het verzoek van belanghebbende om kwijtschelding van de aanslag waterschapsbelastingen over het jaar 2015 werd behandeld. De Hoge Raad heeft op 13 september 2019 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 19/01219.

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat ze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president G. de Groot, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/01219
Datum13 september 2019
ARREST
In de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2019, nr. BK-17/00720, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/5034) betreffende het door belanghebbende gedane verzoek om kwijtschelding van de aanslag waterschapsbelastingen over het jaar 2015.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2019.