ECLI:NL:HR:2019:1318

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
18/03451
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over recht op mondelinge behandeling in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] te [Z] tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die aan belanghebbende was opgelegd. Na bezwaar had de heffingsambtenaar de aanslag vernietigd, maar belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Het Gerechtshof Amsterdam had in hoger beroep de mondelinge behandeling niet gehouden, ondanks dat belanghebbende hierom had verzocht. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de mondelinge behandeling niet achterwege had mogen laten, aangezien belanghebbende tijdig gebruik had gemaakt van zijn recht op een zitting. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven en werd de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en droeg het College op om het griffierecht van € 126 aan belanghebbende te vergoeden, evenals de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 1.024. Dit arrest benadrukt het belang van een mondelinge behandeling in belastingzaken en de rechten van belanghebbenden in het proces.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/03451
Datum13 september 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 juli 2018, nr. 17/00365, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 17/197) betreffende een door belanghebbende gedaan verzoek om een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de klachten

2.1
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd en die aanslag na bezwaar gehandhaafd. Nadat belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar beroep had ingesteld, heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag alsnog vernietigd.
2.2.1
Voor het Hof was in geschil of belanghebbende recht heeft op een integrale vergoeding van de kosten van bezwaar en beroep.
2.2.2
Het Hof heeft partijen op grond van het bepaalde in artikel 8:57, lid 1, Awb gewezen op de mogelijkheid in hoger beroep te worden gehoord. Belanghebbende heeft bij fax van 19 mei 2018 verzocht om een behandeling ter zitting. Het Hof heeft mondeling uitspraak gedaan zonder partijen ter zitting te hebben gehoord.
2.3
Aangezien belanghebbende binnen de door het Hof gestelde termijn heeft verklaard gebruik te willen maken van zijn recht op een mondelinge behandeling, had het Hof die mondelinge behandeling niet achterwege mogen laten. De uitspraak van het Hof kan daarom niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof,
- verwijst het geding naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
- draagt het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 126, en
- veroordeelt het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.024 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2019.