Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 september 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 maart 2018. De verdachte, geboren in 1959, was in hoger beroep gegaan tegen een veroordeling voor het vervaardigen, bezitten, uitvoeren en verspreiden van kinderporno, poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en het medeplegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de 16 jaar via de webcam. Het Hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat dit te laat was ingesteld, namelijk na sluitingstijd van de griffie op de laatste dag van de beroepstermijn. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een 'manifest failure' van de raadsman, die ten onrechte had bevestigd dat het hoger beroep was ingesteld. Daarnaast werd betoogd dat de rechtspraak over beroepstermijnen aangepast zou moeten worden, zodat een rechtsmiddel tot 24:00 uur op de laatste dag van de termijn kan worden aangewend in plaats van tot 17:00 uur. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen nadere motivering vereiste en niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwierp het beroep.