Uitspraak
gevestigd te Zoetermeer,
gevestigd te Breda,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
De klachten van de onderdelen 1-3
Het gebruik van de voorbehouden zuivelbenamingen
Definities, aanduidingen en verkoopbenamingen voor bepaalde sectoren en producten
voorandere dan de in die punten bedoelde producten worden
gebruikt, maar gelezen in samenhang met art. 78 lid 2 van de verordening en de punten 2, 3, 5 tweede alinea van deel III (zie hiervoor in 3.2.2 en 3.2.3), is duidelijk dat het daarbij gaat om het gebruik van de benamingen
ter aanduiding van de producten. Dat niet elk gebruik van de aan zuivelproducten voorbehouden benamingen voor andere producten onder punt III.5 is uitgesloten, volgt ook uit punt III.6, waarvan de eerste alinea bepaalt dat voor andere dan zuivelproducten geen etiketten, handelsdocumenten, reclamemateriaal of enige vorm van reclame als bedoeld in de Richtlijn inzake misleidende en vergelijkende reclame, of enige vorm van presentatie mag worden gebruikt waarmee wordt aangegeven, geïmpliceerd of gesuggereerd dat het betrokken product een zuivelproduct is (zie hiervoor in 3.2.3). Indien de door het onderdeel bepleite uitleg van punt III.5 zou worden gevolgd, zou het bepaalde in de eerste alinea van punt III.6 immers overbodig zijn. Uit de andere taalversies van de bepalingen volgt niet iets anders (zie daarover de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.21-3.25).
4.Beoordeling van het middel in het incidentele cassatieberoep
5.Afronding
6.Beslissing
30 augustus 2019.