Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
6 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vraag of een tussenpersoon, [betrokkene], bevoegd was om namens verzoeker, [verzoeker], een advocaat opdracht te geven om hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad oordeelt dat de advocaat van verzoeker niet in staat was om de benodigde volmacht aan te tonen, omdat het contact tussen verzoeker en zijn advocaat uitsluitend via de tussenpersoon verliep. Het hof had verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat de advocaat geen bewijs van volmacht kon overleggen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman gevolgd en het arrest van het hof vernietigd, met terugwijzing naar het hof voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de volmacht van de tussenpersoon niet voortvloeit uit de aanstelling van de advocaat en dat het hof daarom bewijs van deze volmacht mocht verlangen. De beslissing van het hof om de advocaat te verplichten bewijs van de volmacht te overleggen, was dus terecht. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor verdere beoordeling.