Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
29 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 14 juni 2017 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Hongarije in 1981. De verdachte is aangeklaagd voor mensenhandel, meermalen gepleegd, zoals vastgelegd in artikel 273f, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat P.H.L.M. Souren uit Amsterdam. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 29 januari 2019 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met raadsheren A.J.A. van Dorst en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.