Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
3 september 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 juni 2018 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval met dodelijke afloop. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Boksem uit Leeuwarden. In de schriftuur werd een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 3 september 2019 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.