ECLI:NL:HR:2019:1257

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
19/01715
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek tot cassatie inzake een voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet Bopz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door betrokkene, die verzocht om cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 10 januari 2019 een beschikking gegeven in een zaak betreffende een voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet Bopz. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. C. Reijntjes-Wendenburg, stelde dat niet voldaan was aan de eisen voor de voorwaardelijke machtiging en dat er geen sprake was van gevaar. De officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland was verweerder in cassatie, maar heeft geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, konden volgens de Hoge Raad niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling nam en het beroep verwierp.

De beschikking is openbaar uitgesproken door de vicepresident E.J. Numann, en de uitspraak werd gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek en H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01715
Datum19 juli 2019
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [woonpaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. C. Reijntjes-Wendenburg,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT MIDDEN-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/16/472063/FA RK 18-7106 van de rechtbank Midden-Nederland van 10 januari 2019.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de vicepresident E.J. Numann op
19 juli 2019.