ECLI:NL:HR:2019:1250

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
19/00862
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, een individu uit [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2019. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die eerder beslissingen had genomen over de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2002 tot en met 2008. De Rechtbank Gelderland had in totaal zeven zaken behandeld, genummerd 16/1014 tot en met 16/1029, en het Gerechtshof had deze zaken samengevoegd in zijn uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep met een verweerschrift.

De Hoge Raad heeft het middel dat door belanghebbende was voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat een middel niet verder gemotiveerd hoeft te worden als het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad geen aanleiding zag om het middel verder te bespreken.

Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2019 door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00862
Datum19 juli 2019
ARREST
In de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2019, nrs. 17/01389 tot en met 17/01395, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. 16/1014, 16/1018, 16/1020, 16/1022, 16/1025, 16/1027 en 16/1029) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2002 tot en met 2008 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.