ECLI:NL:HR:2019:1240

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
18/02426
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake echtscheiding tussen Pakistaanse man en vrouw met valsheid in huwelijksakte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door een man tegen een arrest van het gerechtshof van 6 maart 2018. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Aantjes, betwistte de uitspraak van het hof, dat betrekking had op de echtscheiding tussen hem en zijn vrouw, die in Pakistan met elkaar gehuwd waren. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.W. Alt, diende een verweerschrift in ter verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder een vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 oktober 2016 en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2017 en 6 maart 2018. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de man veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de vrouw zijn begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/02426
Datum19 juli 2019
ARREST
In de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
hierna: de man,
advocaat: mr. K. Aantjes,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/08/186144/HA ZA 16-199 van de rechtbank Overijssel van 19 oktober 2016;
b. de arresten in de zaak 200.203.349/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2017 en 6 maart 2018.
De man heeft tegen het arrest van het gerechtshof van 6 maart 2018 beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
 verwerpt het beroep;
 veroordeelt de man in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de man deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de vicepresident E.J. Numann op
19 juli 2019.