Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vordering in hoger beroep.
3.De vaststaande feiten
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
'het door het hof bekrachtigde oordeel dat partijen - anders dan de man betoogde - rechtsgeldig zijn gehuwd geweest'. [appellant] heeft onvoldoende gesteld om te concluderen dat deze overweging, die niet anders beoogt dan een eerdere procedurele gang van zaken weer te geven - in essentie - onjuist is, zodat de grief faalt.
grieven 3 en 4houden in essentie in dat de rechtbank in de rechtsoverwegingen 3.1. en 3.2. van het bestreden vonnis de vorderingen van [appellant] ten onrechte heeft afgewezen op grond van - onder meer - de overwegingen:
Handtekening van de bruid."Verder staat in de vertaling onder meer dat het document de handtekening bevat van degene die het huwelijk voltrok, alsmede van degene het huwelijk registreerde en zijn stempel.
Voorts is bewijs door een deskundige aangeboden. De man en de broer kunnen worden gehoord. Een deskundige zal kunnen verklaren, dat de handtekeningen van de man, de vrouw en de genoemde getuige niet op het document in de Urdu-taal vermeld zijn." In punt 34 van de appeldagvaarding heeft [appellant] evenwel diverse, op verschillende onderdelen van het geschil betrekking hebbende, stellingen ingenomen, waardoor aan het voorgaande niet kan worden ontleend op welke wijze [appellant] specifiek met betrekking tot de onderhavige handtekeningen bewijs wenst te leveren. [appellant] heeft ook niet nader aangegeven op welke plaatsen in de gedingstukken geconcretiseerd bewijs is aangeboden. Gelet op de stukken uit eerste aanleg (waaronder: de inleidende dagvaarding onder aan bladzijde 6, de conclusie van repliek onder 13 en 66 en de akte tot uitlating onder 6) gaat het hof ervan uit dat [appellant] bewijs wenst te leveren door het laten verrichten van een deskundigenonderzoek. Het hof ziet evenwel, mede nu [appellant] ook zelf een deskundige had kunnen aanzoeken om een onderzoek te verrichten en hij dat kennelijk heeft nagelaten, geen aanleiding om een deskundigenonderzoek te bevelen. Voor zover [appellant] beoogt bewijs te leveren door een deskundige als partij-deskundige te doen horen, wordt dit aanbod gepasseerd omdat uit dat aanbod en de daarop gegeven toelichting niet blijkt dat er een deskundige is die uit eigen wetenschap kan verklaren dat de handtekeningen die aan [appellant] en [geïntimeerde] worden toegeschreven niet van hen afkomstig zijn. Het hof zal geen gebruik maken van zijn discretionaire bevoegdheid om zich door een deskundige te laten voorlichten.
'productie 13 een vals c.q. vervalst document is, vanwege de vele afwijkingen met de overige geproduceerde documenten en dat deze productie geen origineel afschrift van een Pakistaanse huwelijksakte kan betreffen.' [appellant] heeft in de inleidende dagvaarding onder 2. te kennen gegeven dat hij daarmee wil bereiken dat wordt vastgesteld dat zowel het als productie 13 overlegde V8 formulier als de twee daaraan gehechte bijlagen, een in de Engelse taal gestelde huwelijksakte en een brief van [F] , vals zijn. In hoger beroep heeft hij niet anders gesteld. De vordering betreft derhalve al de als productie 13 overgelegde bescheiden, zonder differentiatie naar de drie afzonderlijke bescheiden waaruit deze productie bestaat. Deze vordering kan niet worden toegewezen nu in ieder geval het V8 formulier niet als vals kan worden aangemerkt. In dat formulier staan slechts stellingen en meningen van [geïntimeerde] met betrekking tot bij dat formulier gevoegde bescheiden en over het geschil dat tussen partijen aanhangig was in de gerechtelijke procedure waarin het V8 formulier is overgelegd. Ook indien deze stellingen en meningen (deels) onjuistheden bevatten, wat niet vast staat, maakt dat het V8 formulier niet vals.