ECLI:NL:HR:2019:1229
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Winstverdeling en vaste vertegenwoordiger in belastingverdrag Nederland-België
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de inkomstenbelasting van een Belgische belastingplichtige, hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft de winstverdeling tussen belanghebbende en zijn in Nederland woonachtige zakenpartner, [A]. De Hoge Raad oordeelt dat een zakelijke winstverdeling tussen twee zakenpartners niet uitsluit dat het winstaandeel van de in het buitenland woonachtige partner gedeeltelijk wordt behaald met behulp van de in Nederland woonachtige partner, die fungeert als vaste vertegenwoordiger.
De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 juli 2018, waarin de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2003 tot en met 2006 aan de orde waren. Het Hof had vastgesteld dat de winstverdeling tussen belanghebbende en [A] zakelijk was en dat belanghebbende beschikte over een vaste vertegenwoordiger in Nederland. Belanghebbende stelde dat deze winstverdeling uitsloot dat een deel van zijn winstaandeel kon worden toegerekend aan een vaste inrichting in Nederland. Het Hof verwierp dit standpunt en oordeelde dat de winsttoerekening aan de vaste inrichting wel degelijk mogelijk was.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad concludeerde dat de Inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de winst van belanghebbende voor de helft was behaald met behulp van [A] als vaste vertegenwoordiger. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.