ECLI:NL:HR:2019:1218
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 16 april 2019, nr. AWB 17/1349, die op zijn beurt weer voortvloeit uit een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 17/461). De zaak betreft een bezwaar tegen de afgifte van een tijdelijke zendvergunning.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van een beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven openstelt. Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 juli 2019, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.