ECLI:NL:HR:2019:1212
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslagen en zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld namens een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had eerder op 10 december 2018 uitspraak gedaan in een zaak die betrekking had op aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsook een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage in de Zorgverzekeringswet. De Hoge Raad oordeelde dat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste volmacht had overgelegd om het beroep in cassatie in te dienen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk van de volmacht of een verklaring van instemming te overleggen. Dit verzoek was op 14 februari 2019 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace afgeleverd. Aangezien de gevraagde documenten niet waren overgelegd, concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen.