ECLI:NL:HR:2019:1211

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
19/00679
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 december 2018. De Rechtbank had eerder uitspraak gedaan op het verzet tegen een eerdere uitspraak van 27 juni 2018, die betrekking had op aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. In het beroepschrift was vermeld dat het beroep was ingesteld namens de belanghebbende. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht had om het beroepschrift in te dienen, of een verklaring van degene namens wie hij het beroep had ingesteld. Dit verzoek is op 14 februari 2019 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace van PostNL afgeleverd op het opgegeven postadres. Echter, de indiener heeft de gevraagde machtiging of verklaring niet overgelegd. De Hoge Raad concludeert hieruit dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00679
Datum12 juli 2019
ARREST
op het namens [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 december 2018, nrs. SGR 18/2035 V, SGR 18/2037, SGR 18/2038 V en SGR 18/2039 V, op het verzet tegen de uitspraak van de Rechtbank van 27 juni 2018, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

In het beroepschrift is vermeld dat het beroep in cassatie is ingesteld namens de in de aanhef van dit arrest genoemde belanghebbende.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht heeft om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 14 februari 2019 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven postadres. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.