ECLI:NL:HR:2019:1210
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld namens [X] te [Z]. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 december 2018, die betrekking had op aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste volmacht of verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Dit was noodzakelijk, omdat de griffier van de Hoge Raad eerder had verzocht om een bewijsstuk van de volmacht binnen zes weken te overleggen. De indiener heeft echter geen gehoor gegeven aan dit verzoek, wat heeft geleid tot de conclusie dat hij niet bevoegd was om het beroep in te dienen. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.