ECLI:NL:HR:2019:1209
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslagen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door [X] te [Z]. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 december 2018, die betrekking had op aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste volmacht had overgelegd. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk van de volmacht of een verklaring van instemming te overleggen. Dit verzoek was op 14 februari 2019 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace afgeleverd op het opgegeven postadres. Aangezien de gevraagde machtiging of verklaring niet was overgelegd, concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.