ECLI:NL:HR:2019:1208
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan over een beroep in cassatie dat was ingesteld namens een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had eerder op 10 december 2018 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere uitspraak van 27 juni 2018, die betrekking had op een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste volmacht had overgelegd. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk van de volmacht of een verklaring van instemming te overleggen. Dit verzoek was op 14 februari 2019 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace was deze brief afgeleverd. Aangezien de gevraagde documenten niet waren overgelegd, concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen.