ECLI:NL:HR:2019:1207
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan volmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende [X] te [Z] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 december 2018. De Rechtbank had eerder een verzet behandeld tegen een uitspraak van 27 juni 2018, die betrekking had op aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift geen bewijsstuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was om het beroep in te dienen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een volmacht of een verklaring van instemming over te leggen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was en verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.