ECLI:NL:HR:2019:1206
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep in cassatie inzake belastingaanslag en belastingrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [A] te [Q] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2018, nr. 17/01290. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2017 (nr. LEE 16/4222), die betrekking had op een aanslag in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Het beroep was ingesteld namens [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht had om het beroepschrift in te dienen, of een verklaring van degene namens wie hij het beroep had ingesteld dat deze daarmee instemde. Dit verzoek is op 31 januari 2019 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace van PostNL afgeleverd op het opgegeven adres.
Echter, de indiener heeft de gevraagde machtiging of verklaring niet overgelegd. De Hoge Raad concludeert hieruit dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.