ECLI:NL:HR:2019:1206

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
19/00443
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie inzake belastingaanslag en belastingrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [A] te [Q] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2018, nr. 17/01290. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2017 (nr. LEE 16/4222), die betrekking had op een aanslag in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Het beroep was ingesteld namens [X] te [Z]. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht had om het beroepschrift in te dienen, of een verklaring van degene namens wie hij het beroep had ingesteld dat deze daarmee instemde. Dit verzoek is op 31 januari 2019 per aangetekende brief verzonden en volgens Track&Trace van PostNL afgeleverd op het opgegeven adres.

Echter, de indiener heeft de gevraagde machtiging of verklaring niet overgelegd. De Hoge Raad concludeert hieruit dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00443
Datum12 juli 2019
ARREST
op het door [A] te [Q] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2018, nr. 17/01290, op het hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2017 (nr. LEE 16/4222), betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht heeft om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 31 januari 2019 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.