ECLI:NL:HR:2019:1204

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
19/00134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake vertegenwoordiging van een stichting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank van 16 november 2018, waarin het verzet tegen een eerdere uitspraak van 18 september 2018 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij de indiener van het beroepschrift, [X] B.V., werd verzocht om de statuten van de Stichting [B] over te leggen. Dit was noodzakelijk om te bevestigen dat de indiener bevoegd was om de Stichting te vertegenwoordigen. De indiener heeft echter geen statuten of aanvullende machtiging overgelegd, ondanks een verzoek daartoe van de griffier van de Hoge Raad. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat de Hoge Raad geen aanleiding zag voor een dergelijke veroordeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00134
Datum12 juli 2019
ARREST
op het door [A] te [Q] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 16 november 2018, nr. HAA 18/3082 V, op het verzet tegen de uitspraak van die Rechtbank van 18 september 2018.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] B.V. te [Z] .
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken de statuten van de Stichting [B] te [R] (hierna: de Stichting) over te leggen, waaruit blijkt dat de indiener de Stichting (alleen) mag vertegenwoordigen en, indien uit de statuten volgt dat de indiener gezamenlijk met één of meer andere bestuurders bevoegd is de Stichting te vertegenwoordigen, een aanvullende machtiging van de (mede) bevoegde perso(o)n(en) van de Stichting. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 17 januari 2019 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft echter de statuten noch een (aanvullende) machtiging overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.