ECLI:NL:HR:2019:1204
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake vertegenwoordiging van een stichting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank van 16 november 2018, waarin het verzet tegen een eerdere uitspraak van 18 september 2018 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij de indiener van het beroepschrift, [X] B.V., werd verzocht om de statuten van de Stichting [B] over te leggen. Dit was noodzakelijk om te bevestigen dat de indiener bevoegd was om de Stichting te vertegenwoordigen. De indiener heeft echter geen statuten of aanvullende machtiging overgelegd, ondanks een verzoek daartoe van de griffier van de Hoge Raad. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat de Hoge Raad geen aanleiding zag voor een dergelijke veroordeling.