ECLI:NL:HR:2019:1200
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rijswijk. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 20 december 2018, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 18 september 2018 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het beroep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.