Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
29 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 20 september 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1974, is beschuldigd van medeplegen van moord en opzettelijke brandstichting. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft samen met anderen in een vakantiewoning op een camping in Ewijk een vuurwapen gebruikt om een kogel af te vuren op een ander, wat heeft geleid tot de dood van dat persoon. Daarnaast is de verdachte betrokken geweest bij de brandstichting van een auto waarin het stoffelijk overschot van het slachtoffer lag. De Hoge Raad heeft op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie is verworpen. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.